woensdag, september 29, 2010

Het Heksenlied - 1913 - von Wildenbruch

Het Heksenlied - 1913 - von Wildenbruch

De prior van 't klooster te Hersfeld sprak :
"Broeder Medardus wordt oud en zwak,
zijn eind' is, geloof ik, heden gekomen.
Gij, biechtvader, ga naar de cel van den vrome,
verzacht hem de laatste gewetenspijn,
die zekerlijk niet al te groot zal zijn ;
hij dient het klooster nu vijftig jaar,
in kloosterschaduw vergrijsde zijn haar ;
hij heeft gevast en zich gekastijd,
zich steeds tot de zaligheid voorbereid :
hij, de godvruchtigste van ons allen,
is zeker den Heer tot een welgevallen !" ...

Bij Medardus klopte de biechtvader aan,
maar het leek met den stervende reeds gedaan ;
de biechtvader trad na eenig zinnen
den dorpel over en schreed naar binnen ...
En uur op uur na uur vervloog,
verbazing sprak uit der monniken oog :
Wat konden Medardus voor zonden berouwen,
hem, den in woorden en daden getrouwe? ...

De vesperklok bromde haar bronzen bevel,
de monniken traden in d' oude kapel ;
zij bogen hun hoofden, zij knielden in 't rond,
voor Medardus zij baden met preev'lenden mond ...
Maar hoor, daar klonk in den langen gang,
van heel uit de vert' een vreemd gezang.
De prior staakte zijn gebed en rees,
de broeders zwegen in twijflende vrees :
"Het lijkt de stem van Medardus wel,
het gezang komt uit Medardus' cel !" ...

Zij vroegen zich af :  'Wat kan dat zijn?
Het heeft van geen litanie den schijn,
maar eer van een lied uit het wereldsche leven ! ..."
En zie, en zie, àl hijgen en beven
kwam ijlings de biechtvader aangeloopen :
"De duivel is in het klooster geslopen,
Medardus schonk den verleider vertrouwen,
Medardus wringt zich in Satan's klauwen !"

De prior stak toen de kaarsen aan
en nam er één bij het henen gaan ;
de monniken deden allen als hij
en volgeden de prior in lange rij.
Langs wand en gewelf, op onzichtb(a)re zwingen,
droeg d' echo der monniken klagend zingen :
"voor zonde^en misdaad, voor Satan's spot,
bewaar ons genadig, almachtige God !"

De celdeur stond open, ter rustplaats van zoden,
lag broeder Medardus, bleek als een doode,
de magere vingers krampachtig ineen
en met oogen wier koortsgloed waanzin scheen,
wijl zong door de kluis, zoo laag en kil,
zijn trillende stem, als buiten z'n wil.

Dat lied had zulk een wonderen toon,
lijk smachtende liefde, lijk spottende hoon,
als wuifde van bloemrijke landen de lucht
bedwelmende geuren met iederen zucht.
Het was een lied als men nimmer vernam
dat ooit uit een menschelijk wezen kwam,
zoo vol klagende smart, zoo vol juichende vreugd' ,
dat het hart werd ontzet, maar ook hemelsch verheugd.

De monniken zwaaiden de heilige lichten :
"Wil, God, voor Uw macht, den Booze doen zwichten !"
Maar Satan konden zij niet verdringen,
Medardus ging wilder en wilder zingen,
en diep in hun huivrende zielen drong
het zondige lied dat Medardus zong.

Den monniken was het een wereld van vragen,
een knagende spijt om verloren dagen ;
zij dachten aan oude,^eens dierbare dingen,
aan tijden van jeugd, die lang reeds vergingen. ---
En langzaam, heel langzaam verstomde hun koor,
zij zwegen stil en leenden het oor.

De prior, een grijsaard, ijvrig en vroom,
keek rond langs den kring als in bangen droom ;
tot broeder Medardus verhief hij zijn stem
en sprak verontwaardigd, met kracht en klem :
"Wilt gij de heilige broeders verleiden,
dan zal de hel u, verdoemeling, beiden !"
En zie, Medardus hief zich omhoog,
't gelaat verheerlijkt en dwepend het oog,
terwijl hij star in de verte tuurde,
als was daar een beeld dat in gloed hem ontvuurde.
Maar eidelijk zag men zijn tranen gaan,
en Medardus ving toen tot de monniken aan :

"Ik was een priester, geloovig als gij,
mij was het heilig brevier steeds nabij,
ik las het vaak, met aandachtig gemoed,
want jong was mijn lijf en bruisend mijn bloed.
De blonde lokken van 't hoofd mij vloten
als stromen van goud, daarover gegoten,
en toen men sneed de tonsuur er in,
geleek het als velde men lentegewin.
Het was in den tijd dat het gansche land
zich boog voor des duivels booze hand,
dat vrouwen werden in ontucht gestort
en heksen werden ten brandpaal gegord.

'k Zat eens gedachtenvol, alleen,
't was middernacht, mijn lampje scheen ...
Daar werd geklopt, haastig en ruw :
"Kom, priester, kom mede, men vraagt naar u !"
De nacht was zwart, de wind joeg fel,
men voerde mij naar een donkere cel,
ver onder den grond, langs verbrokkelde treden :
het was mij als gaapte de hel daar beneden ...
Men stelde m' een brandende fakkel ter hand
en wees mij een gat in den steenen wand :
"De heks, die morgen zal sterven door 't vuur,
is ginds, priester, troost haar in 't stervensuur,
bekeer door gebed haar zondig harte,
ontruk hare ziel aan d' eeuwige smarten !"...

Ik schreed in der aarde duisttren schoot,
het was of een vuist mij de keel omsloot.
Toen hoord' ik plotsling iets ritselen daar,
geklank van keet'nen en zuchten zwaar,
en zie, in de duisternis weggedoken,
als neêrgestort wild, de moede^oogen geloken,
ontwaard' ik een vrouw, gebogen, gebukt,
het hoofd aan den druipenden holwand gedrukt.
De fakkel bevestigde^ik in den ring
die zwevend van 't gewelf af hing.
Ik zeide : "Mijn zuster, toon m'uw gelaat,
mijn hart is vol deernis en wil u geen kwaad !..."
Ik zag hoe mijn woord haar beven deed,
hoe zachtkens de hand haar van 't aangezicht gleed.

Zij keerde 't hoofd en zij zag naar mij,
zij kroop op haar knieën naderbij,
haar bange blik aan den mijne hing
en teeder haar arm mijn knieën omving.
Ik zag haar aan : het rossige licht
omspeelde^een liefelijk aangezicht,
ik voelde het harte mij heerlijk verwarmen,
er weld' inmijn oogen een brandend erbarmen,
mijn lippen verstomden in sprakeloos lijden,
in zwijgenden jammer schreiden wij beiden.

En toen zij mijn smart en mijn tranen zag,
omvatte zij mij met een dankbaren lach,
een eindlijke zucht uit haar boezem drong,
een fluisteren zacht van haar lippen zong :
"O, dat gij kunt weenen en nog wel nu,
als den zoeten Heer Jezus bemin ik u !"...

De schrik greep mij aan bij het zondige woord :
"Besef toch dit uur en dit heilloos oord,
in vlammen zal morgen uw lichaam staan,
zoo tracht dan door boete den helvloek t'ontgaan !"
Toen keek ze naar mij met zoo banglijk gelaat :
"Wat moet ik boeten, --- wat deed ik voor kwaad?
Mijn ouders zijn dood, --- in het woud met ons tweën,
woonden grootmoeder en ik, alleen.
Grootmoeder wist wat de planten beduiden,
voor menigen zieke bereidde zij kruiden<
grootmoeder werd ten vuurdood gedoemd,
een duivelsche heks heeft men haar genoemd.

Een heel oud lied grootmoedertje zong,
dat diep in de harten der menschen drong ;
zij zeide, het kwam van verre landen,
van zonnige, minzieke Zuiderstranden.
Ik leerde^en zong het zonder vermoeden,
toen kwamen er mannen rondom mij woeden
en sleurden mij weg en wierpen mij hier ;
zij zeiden dat uit mij een duivelsch dier
zijn tooverlied zingt om den mensch te verderven, ...
daarom moet ik morgen den vlammendood sterven !"-
Haar bevende lippen beroerden mijn oor,
als muziek ging haar stem mij de ziele door ;
ik voeld' hoe haar boezem zich aan mij vleide, ----

"O, red mij toch", sprakzij. "Heb medelijden !
Het leven is heerlijk en bitter de dood,
maar levend te branden, die straf is te groot !
Geen wezen ter wereld heb ik bedrogen,
niemand betooverd en niemand belogen,
de harten der menschen gelijken wel steenen ;
gij echter zijt goed, --- gij kunt nog weenen ! ---
De wachter slaapt en de deur is vrij,
kom, laat mij vluchten, ontvlucht met mij ! ---

Wij gaan heel zachtjes, men hoort ons niet,
de fakkel gaat uit, zoodat niemand ons ziet.
De deur laat ons uit in het open veld
en ik weet, er zijn geen wakers gesteld.
Als morgen bij 't komende zonnegoud
de haan kraait, zijn wij reeds diep in het woud ;
het woud is donker, het woud is dicht,
ik weet er een plaats, die verborgen ligt,
ik weet er een plaats, die 'k nooit vergat,
daar werd begraven een oude schat ;
wij zullen zoeken, gij zult hem lichten,

wij trekken henen, wij zullen vluchten
naar verre landouwen, gij slechts met mij
en ik, tot in eeuwigheid aan uw zij !
Nog nooit hebt g' een vrouw aan 't hart U gedrukt,
gij weet niet hoe vrouwenliefde verrukt ;
ik zal U een vuriger liefde schenken,
dan ooit een man zich heeft durven denken, ...
de sterren voleinden hun nachtlijke baan,
het is tijd, het is tijd, kom, laat ons gaan !"...

Haar jagend' adem als stormwind ging,
haar sneeuwen arm mijnen hals omving,
heur donker haar, 'lijk loover in nacht,
omvlood haar heerlijke lijvepracht, ---
mijn slapen bonsden en in mijn borst,
was een smartlijke brand, een doodlijke dorst, ---
ik wilde haar kussen, had reeds mij gebukt,
daar voeld' ik mij plotsling naar achtren gerukt :
"Gij kust een heks, dus gij zegent de zonde,
verdoemd zult ge zijn van af deze stonde !"...

Het woord bestierf mij van angst en van smart,
vol afschuw stiet ik haar weg van mijn hart ;
ontzetting joeg mij van 't vreeslijk oord ...
Zij kreet mij na, maar ik snelde voort,
zij viel ter aarde, zij lag op de steenen,
dof hoord' ik haar achter mij snikken en weenen.

Ik echter vlood in den donkeren nacht,
op mijn knieën heb ik biddend gewacht
tot de nacht verdween, tot mijn lijden begon,
en mijn lijden kwam met der morgenzon
hel-brandende vlammen. Veel menschen kwamen
uit hunne huizen nieuwsgierig te zamen ...
In 't morgen-blij veld, voor ieders oog,
rees somber de houtmijt, zwaar en hoog ...
En allen blikten in spanning daar heen,
waar z' aan den paal stond, verlaten, alleen.

Als dwalende vogels, geen uitkomst meer wetend,
zoo gingen haar blikken, angstig en smeekend.
Ik trad met het crucifix naderbij,
haar rustelooz' oogen zochten mij ;
en zie, en zie, steelsgewijs neeg zij neder
en knikte mij toe, oneindig teeder
en een glimlach kwam om haar lieve gezicht,
als der zinkende zonne kwijnend licht.

De beulsknecht zwaaide z'n fakkel aan,
haar blik voeld' ik diep in mijn herte gaan ;
de vlam doordanste den takkenbos,
haar oogen lieten mij niet meer los ;
als stof van vuur was het vonkengetoover,
haar lippen beefden als sidderen loover,
en plots hoord' ik tonen de lucht in dringen,
van af de houtmijt begon zij te zingen ! ...

Lijk lenteregen doorruischend den nacht
zoo trof mij der tonen bekoorlijke macht,
als wuifde van bloemrijke landen de lucht
bedwelmende geuren met iederen zucht,
als sprak een fluistrende stem m' in d' ooren
van hemelsch geluk, dat ik had verloren.
De vlammen lekten haar naakten voet,
zij boog het hoofd tot een' laatsten groet ;
de zwarte rook omdwarrelde haar,
heur lieflijke stem werd luid en klaar ;
het vuur vloog op, als in woesten drang,
lijk klank van klokken zoo klonk haar gezang,
Mijn ooren bedekt' ik met mijn handen :
dat lied hield mij vast met stalen banden !
Waarheen ik ook vluchtte, waarheen ik ook week,
haar betooverend zingen wel eindeloos leek !

ik vluchtte huivrend, verscheurd van wee,
dat lied, dat lied, ging overal mee,
en vastend en biddend heb ik gewacht,
maar ten tijde, bij dag en bij nacht,
sinds dien dag, hoor ik dat vreeslijk gezang
al vijftig, vijftig jaren lang !"...
Medardus sprong op met een wild gebaar :
"Ik hoor haar weder, ai, hoort gij haar ? ...
Zij gaat door de gangen, geluidloos schier,
zij komt naar binnen --- is hier --- is hier ! ...
Gij, reine vrouw, die heks werd genoemd,
gij, teeder lijve, ten vuurdood gedoemd,
o, lokkende lippen, oogen zoo heerlijk,
lieftallige leden, jong en begeerlijk,
gij, wondere weelde, die eens zich mij bood,
en die ik versmaadde^en stiet in de dood,
gij doet mij 't verloren geluk herwinnen,
gij leidt mij zelve ter zaligheid binnen, ---
ik kom, na vijftig jaren van pijn,
om eeuwig, eeuwig bij u te zijn !"

Zijn armen zonken, --- hij viel ter neer,  ---
zacht zeiden de broeders : "Hij is niet meer."
Zij knielden in 't rond. --- Door het venster brak
de grauwende morgen. --- De prior sprak :
"Wat menschen achten verkeerd gedaan,
hier boven is Één die 't al zal verstaan.
Aan Hem het gericht over wat is geschied,
gaat bidden, gij broeders, en oordeelt niet !"

----- Deze vertaling is voor en met de muziek van Max Schillings vervaardigd. -----

----- Uitgeverij MEULENHOFF anno 1913 ----

dinsdag, september 28, 2010

Facetime ook op andere devices?! - Lees iPhoned.nl

Quoted from http://www.iphoned.nl/vier-nieuwe-facetime-commercials/27491/:

Vier nieuwe Facetime-commercials - iPhone 4 - Lees iPhoned.nl

Vier nieuwe Facetime-commercials

 

Apple heeft vier nieuwe Facetime-commercials gemaakt. Deze commercials zullen in Amerika regelmatig op tv worden vertoond bij de grotere tv-zenders. Alle video’s gaan over een gebeurtenis waar iemand niet bij kan zijn. Facetime laat ze op een bepaalde manier toch meegenieten met die gebeurtenis.

Football

Lion

Wedding Dress

Mum’s birthday

Facetime

Facetime is een dienst die je kan vergelijken met videobellen. Steeds meer mensen krijgen de beschikking over deze dienst, want de iPhone 4 en de iPod Touch zijn al uitgerust met de software. Binnenkort kan het ook zo zijn dat niet-Apple producten kunnen Facetime’n, want Apple heeft de techniek beschikbaar gemaakt voor andere partijen.

donderdag, september 23, 2010

Dr. Wayne W. Dyer

"If you play the game of life, you'll have plenty of wins and losses, regardless of your talent level. Being inspired means that you're willing to act upon your inner impulses so that you'll never experience the pain of dying while still wondering, What if?"

Dr. Wayne W. Dyer

Inzicht Nu

Inzicht Nu: "Nu of Nooit
Uit de greep van het denken

Dagworkshops

Vrijwel iedereen leeft in de greep van zijn rusteloze verstand.
Het onvrijwillige mentale lawaai van ons denken is de bron van een fundamenteel gevoel van onrust en ontneemt ons veel energie.
Deze toestand, waarin het verstand ons leven regeert, is wel eens de toestand van 'normale krankzinnigheid' genoemd. Typerend voor deze staat is dat je nooit je aandacht helemaal vrij hebt om in het moment te zijn. Als je de activiteit van het denken nauwlettend observeert zul je merken dat het vaak gericht is op een denkbeeldige toekomst waarin je hoopt meer rust, vervulling of geluk te ervaren.

Dit leidt tot controlezucht en mentaal verzet tegen de ervaring van het huidige moment. Je zou de kern van ieder menselijk probleem kunnen herleiden tot dit simpele beginsel: weerstand tegen de ervaring die er in het NU is. En weerstand is een mechanisme dat de zaken alleen maar erger maakt. Het manifesteert zich meestal als onophoudend gepieker.

We zijn doorgaans zo in de ban van het denken dat het ons ontgaat dat er een totaal ander perspectief mogelijk is. Het perspectief van onze natuurlijke staat, waarin je aandacht vrij is en niet aanhoudend in beslag wordt genomen door de overmatige activiteit van het verstand. In deze staat lijkt het mentale geraas ons niet meer zo te raken. Het heeft plaatsgemaakt voor het besef van een stille aanwezigheid die niet wordt aangetast door alle mentaal-emotionele onrust. Dit bewustzijn kan worden herkend als onze meest fundamentele natuur, veel wezenlijker dan de (schijn)identiteit die wordt ontleend aan het denken. Als deze aanwezigheid je sterkste referentiepunt is geworden, betekent dat het einde van zinloos gepieker en psychisch lijden.

Het is puur een kwestie van perspectief. Wat is er op de voorgrond, en wat op de achtergrond? Aanwezigheid in het NU, of een onrustig verhaal in het verstand? Het verstand is echter erg geslepen en kent allerlei trucs om je telkens weer te verleiden en in onbewustheid (identificatie) gevangen te houden. Op die manier blijft het je domineren. Tijdens de dagworkshop krijg je sleutels aangereikt waarmee je dit mechanisme telkens weer op eenvoudige manier kunt doorbreken.

Het gaat daarbij niet om het aanleren van de zoveelste nieuwe methode of techniek. Het draait veel meer om Inzicht; het werkelijk doorgronden van de mechanismen en patronen waarmee we ons denkapparaat voortdurend blijven aanzwengelen. Wanneer deze patronen helder worden doorzien, verliezen ze hun greep op ons en is onze aandacht weer vrij voor het huidige moment. Dit leidt onmiddellijk tot een radicale verschuiving van perspectief: van onrust naar rust, van verwarring naar helderheid, van illusie naar werkelijkheid.

Tijden
De dagworkshop wordt regelmatig gegeven en duurt van 10:15 tot 16:30 uur.
(zie agenda) (zie retraites)

Kosten
€ 75,-

Informatie & aanmelden
Je kunt je telefonisch of via e-mail aanmelden.
020-6613348
e-mail: info@inzicht-nu.nl

Leuke IQtest | Wetenschap in Beeld